Investeringsverplichting
Met ingang van 1 januari 2024 zijn commerciële mediadiensten op aanvraag (cmoa’s) verplicht om minimaal 5% van hun jaaromzet te investeren in Nederlandse audiovisuele producties.
De investeringsverplichting geldt voor cmoa’s met een zogeheten relevante jaaromzet in Nederland van € 10 miljoen of hoger. De investeringsverplichting richt zich op aanbieders van cmoa’s die in Nederland actief zijn. Dit geldt daarmee ook voor aanbieders van cmoa’s die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie waarvan de cmoa(‘s) zich richt(en) op publiek in Nederland.
Doel
De investeringsverplichting heeft ten doel de kwaliteit en het aanbod van het Nederlands cultureel audiovisueel product te versterken door meer middelen te generen voor de productie en exploitatie ervan.
Toezicht op de investeringsverplichting
Het toezicht op de naleving van de investeringsverplichting is belegd bij het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat).
In de Mediawet is een jaarlijkse rapportageverplichting opgenomen voor cmoa’s aan het Commissariaat. Het eerste rapportagemoment voor cmoa’s is 1 juli 2025.
Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk ontheffing van de investeringsverplichting te verkrijgen. Het Commissariaat heeft de wettelijke bevoegdheid om onder (uitzonderlijke) omstandigheden ontheffing van de investeringsverplichting te verlenen aan media-instellingen. (Artikel 3.29e, zesde lid, van de Mediawet)
Kader voor uitvoering investeringsverplichting in Nederland
Vanwege deze investeringsverplichting en de uitvoering ervan is de Mediawet gewijzigd. Artikel 3.29g van de Mediawet geeft nadere regels over de uitvoering van de investeringsverplichting.
Nederlands cultureel audiovisueel product
De investeringsverplichting ziet op media-aanbod dat kwalificeert als Nederlands cultureel audiovisueel product. In artikel 3.29f van de Mediawet is opgenomen wat de wetgever verstaat onder ‘Nederlands cultureel audiovisueel product’:
“Onder Nederlands cultureel audiovisueel product wordt verstaan een Europese productie in de zin van artikel 1, onderdeel n, van de Europese richtlijn, niet zijnde een verslag of de weergave van een of meer sportevenementen of sportwedstrijden, die voldoet aan ten minste twee van de volgende voorwaarden, waarvan ten minste één van de onder a of b genoemde voorwaarden:
a. het scenario is voor ten minste 75% geschreven in de Nederlandse of Friese taal;
b. de hoofdpersonages drukken zich voor ten minste 75 % uit in de Nederlandse of Friese taal;
c. het scenario is gebaseerd op een origineel literair werk in de Nederlandse of Friese taal;
d. het hoofdthema houdt verband met de Nederlandse cultuur, geschiedenis, maatschappij of politiek.”
Producties moeten dus aan ten minste twee van de vier taal- en cultuurcriteria voldoen, waarvan ten minste één van de onder ‘a’ of ‘b’ genoemde voorwaarden.
Investeringsperiode
De omvang van de investeringsverplichting wordt per boekjaar berekend. De investering moet worden uitgevoerd binnen twee boekjaren, gerekend vanaf het einde van het boekjaar waarover de relevante omzet is berekend. Dit betekent dat het te investeren percentage van de relevante omzet van 2024 uiterlijk eind 2026 geïnvesteerd moet zijn. Wanneer een aanbieder in één boekjaar meer investeert dan waartoe hij verplicht is – 5% van de relevante omzet – zet die aanbieder het meer geïnvesteerde in het daaropvolgende boekjaar in om te voldoen aan de investeringsverplichting. In de toelichting is opgenomen dat het niet mogelijk is om het surplus van één boekjaar in mindering te brengen op de investering in andere boekjaren dan het direct opvolgende boekjaar.
Investeringsvormen
Aanbieders kunnen op verschillende manieren investeren in Nederlands cultureel audiovisueel product. Dit kan door middel van investeringen in producties of coproducties, of door het verkrijgen van exploitatielicenties voor nog niet voltooide of recent voltooide producties. Met een exploitatielicentie wordt bedoeld een licentie voor het al dan niet tijdelijk of exclusief aanbieden van een productie. Bij de verkrijging van een exploitatielicentie ten behoeve van een reeds voltooide productie, geldt dat de productie op het moment van verkrijging van de licentie niet ouder mag zijn dan vier jaar.
In de memorie van toelichting wordt verder verduidelijkt dat andere mogelijkheden om te investeren – zoals promotie, talentontwikkeling, digitalisering en ondertiteling – zijn uitgesloten van de investeringsverplichting. Het doel van de investeringsverplichting is primair om meer middelen te genereren voor de productie en exploitatie van het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod. Andere investeringswijzen dienen dit doel indirect, of zouden de regeling te complex maken vanwege het gebrek aan een objectief toetsingskader voor deze investeringsvormen.
Tot slot laat de wetgever de wijze van investeren, binnen het kader van de hierboven beschreven investeringsvormen, aan de markt over. Zo is in de toelichting opgenomen dat aanbieders ervoor kunnen kiezen om direct te investeren in Nederlands cultureel audiovisueel product of via een privaat fonds.
Tenminste de helft kwalificeert als documentairefilm, documentaireserie, dramaserie of speelfilm
Naast de vereiste taal- en cultuurcriteria moet tenminste de helft van het te investeren bedrag worden aangewend voor Nederlands cultureel audiovisueel product dat kwalificeert als documentairefilm, documentaireserie, dramaserie of speelfilm. Deze begrippen zijn door de wetgever toegevoegd in titel 3.2a over commerciële mediadiensten op aanvraag. De wetgever onderstreept dat binnen de categorieën documentairefilms, documentaireseries, dramaseries en speelfilms alle ruimte is voor verschillende genres. Bij films en series kan het dus ook gaan om grote publieksfilms, jeugd- en familiefilms, romantische comedy, fantasy, horror, actie, thriller, musical, misdaad en science fiction.
Onafhankelijke producties
Tenminste 60% van het te investeren bedrag moet worden aangewend voor onafhankelijke producties.
Wat betreft de definitie van onafhankelijke producties, wordt aangesloten bij de bestaande definitie in de Mediawet. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ook ander media-aanbod wordt aangemerkt als onafhankelijke productie.
Investering aantoonbaar uitgevoerd
De producties hoeven niet gerealiseerd te zijn in de investeringsperiode zolang de investering aantoonbaar is uitgevoerd. De wetgever acht de investering aantoonbaar uitgevoerd vanaf het moment dat de aanbieder de onderliggende overeenkomst voor investering of verkrijging van de exploitatielicentie heeft gesloten, of zover het betreft een investering in een productie of coproductie, het te investeren bedrag op andere wijze aantoonbaar voor de investeringsverplichting heeft ingezet.
In het Mediabesluit 2008 kunnen regels worden gesteld over de gevolgen van de ontbinding of niet nakoming van een dergelijke overeenkomst, of het op andere wijze niet langer aantoonbaar aanwenden van het te investeren bedrag, voor het uitvoeren van de investering.